Scheepseigenaar | Fokke Hylkema |
Scheepstype | Groninger zeetjalk |
Bouwjaar | 1898 |
Afmetingen | 25,87 x 5,03 meter |
Tonnage | 129 |
Thuishaven | Dordrecht (Wolwevershaven) |
Merk motor | Leyland |
De geschiedenis van de Groninger zeetjalk Twee Gebroeders. Voorheen: De Tijd zal 't Leeren, Rival en Onderneming.
1898 - 1912 familie H. Touwslager
Op 4 Mei 1898 wordt een eigendomsverklaring opgesteld op naam van schipper H(arm) Touwslager, gedomicilieerd te Groningen, waarin deze verklaart eigenaar te zijn van het stalen tjalkschip Twee Gebroeders, gemeten op 84.08 bruto ton en 81.68 netto ton. Expliciet wordt vermeld dat het schip 'niet op voet van oorlog is uitgerust'. Noch het bouwjaar, noch de werf van aanbouw wordt vermeld. Van de familie (een achterkleinzoon) heb ik later vernomen dat het schip genoemd is naar de twee zonen van Touwslager, Harm en Auke. In een schriftje bij de scheepsmetingsdienst in Groningen ben ik een aantekening tegengekomen van een zeemeting no.1343. Tevens stond vermeld een aantekening van een meting in het Register van Zeeschepen. Deze meting bedroeg 83,70 bruto ton en netto 68,52 ton.
De eerste binnenvaartmeting heeft plaatsgevonden op 26 juli 1901 onder no. G 211 N. Dit nummer en de tonnage is uitgebeiteld op het boeisel. De afmetingen van het schip bedragen: lengte 24,71 meter en breedte 5,08 meter, tonnage 153,208 ton. Daarnaast is het schip ingeschreven geweest in het Rijnschepenregister (1910). Het schip en de schipper hadden vergunning om op de Rijn te varen tot aan "Mannheim bis ins meer".
Op 19 augustus 1909 overlijdt de vrouw van Touwslager, J(anke) de Groot. De erfgenamen besluiten enige tijd later tot een openbare verkoping van het schip. Deze vindt op 24 maart 1910 plaats in het café van den heer Kruize aan de Noorderhaven no. 14 te Groningen. Het schip wordt verkocht voor fl 5350,- aan de heer Jan Holwerda, winkelier te Groningen. Deze handelde echter in naam van Touwslager Sr. zelf. Op 1 april wordt de koop officieel bekrachtigd en wordt het schip voor 100% eigendom van Touwslager Sr. In de acte die van deze gebeurtenissen is opgesteld wordt tevens vermeld dat het schip gebouwd is in Martenshoek.
Hoewel het schip qua afmetingen een typische Groninger Zeetjalk is, is er aldus de familie waarschijnlijk niet buiten mee gevaren. In het schip ontbreken ook de gebruikelijke versterkingen zoals b.v. keerspanten, stringers en dubbele scheerbalken. Het schip, noch de schipper worden genoemd in de overzichten die uit die tijd bekend zijn van de zeegaande tjalken, zoals Sweijs en Zeepost.
1912 - 1931 familie G. Kunst/Taekema
In 1912 verkoopt Touwslager Sr., op een leeftijd van 67 jaar, het schip aan zijn knecht Geert Kunst voor een prijs van fl 6000,-. Touwslager verstrekt samen met een oom van zijn gestorven vrouw, Andries de Groot, een hypotheek van fl 4500,- aan Geert Kunst. Het schip wordt gebrandmerkt onder nummer 5385 Gron 1898. Geert Kunst wijzigt de naam van het schip in Onderneming. Tot op heden is eigenlijk niets bekend over deze periode van het schip. In 1928 wordt het teboekgesteld als gevolg van een wettelijke verplichting uit 1925. Het teboekstellingnummer is 939 B Gron 1928. Dit nummer wordt op 8 oktober 1928 'ingebrand' in de deklijst achter op de roef aan bakboordzijde. Bij de teboekstelling wordt het schip omschreven als: 'zeilschip, hebbende 1 dek, 1 mast, 1 laadruim, vooronder en roef, zijnde zeilschip zonder mechanische kracht, bestemd voor de rivieren, binnenvaart, thuisbehorende te Groningen'. Geert Kunst is inmiddels overleden en het schip is eigendom geworden van zijn weduwe, Wintje Taekema-Kunst en haar 3 kinderen, Cornelis, Geert en Jantina (Tineke). Een vierde kind genaamd Martje is inmiddels al overleden. Met Tineke, 75 jaar oud, heb ik in 1996 een gesprek gehad. Na de dood van Geert Kunst heeft zijn vrouw nog een aantal jaren met een knecht Hendrik (?) doorgevaren, met wie zij later getrouwd is en in Amsterdam in de Schipperstraat is gaan wonen.
1931 - 1938 familie W. Jonkman
Op 28 februari 1931 wordt het schip in Amsterdam verkocht aan een zekere W(illem) Kleine. Hoewel het schip op eigen naam gekocht is, is het voor rekening van de vennootschap onder de naam Kleine en de Jong, kooplieden gevestigd te Amsterdam. In de overdrachtsakte wordt officieel de meting van 153,208 ton vermeld, naast de eerder genoemde zeemeting van 84,08 ton. De prijs die voor het schip betaald wordt bedraagt fl 1000,-.
Enkele maanden later, op 18 juli, wordt het schip doorverkocht aan Schipper W(iebe) Jonkman uit Zwartsluis. Jonkman betaalt fl 1550,- voor het schip, zodat geconcludeerd mag worden dat de vennootschap Kleine en de Jong er niet slechter van geworden is. Hij is er niet zelf mee gaan varen, maar heeft zijn zoon Wiebe, dan ... jaar oud, op het schip laten varen. Jonkman Sr. voer zelf op het schip de Eben Haezer. Hoewel de Onderneming voor een tjalk forse afmetingen had, wordt het in de familie het 'kleine' schip genoemd. De dochter van Wiebe Jonkman jr., Janny, heb ik in 1996 gesproken. Zij vertelde dat haar familie altijd turf vanuit Drenthe naar 's-Gravenhage gevaren heeft. Aangenomen mag worden dat Wiebe Jonkman jr. met het schip ook turf gevaren heeft. Gezien de afmetingen van het schip, was het goed mogelijk om in die tijd tot achter in de veengebieden in Zuidoost Drenthe te komen zoals Nieuw-Amsterdam en Klazienaveen. De afmetingen van de sluizen in het Meppelerdiep en de (verlengde) Hoogeveense vaart waren 40 mtr lang en 6 mtr breed. De maximum diepgang voor schepen bedroeg 1,50 mtr. Waarschijnlijk is Wiebe Jonkman jr. de laatste schipper geweest die met het schip gezeild heeft met vracht. De thuishaven van het schip is de Laakhaven in Den Haag, waar het vaak aan de kant van de Slachthuiskade ligt. De Laakhaven is dan een vrij nieuw industriegebied waar ook de overslag van turf plaatsvindt. Kort voordat Wiebe Jonkman jr. zijn toekomstige vrouw aan zijn ouders wil voorstellen, komt zijn vader op 28 Maart 1934 onverwachts te overlijden. In maart 1935 koopt Wiebe Jonkman jr. het schip van zijn moeder, Jantje Dragt, en zijn 10 broers en zussen voor een bedrag van 383,18. Van de 11 kinderen zijn er twee op dat moment nog minderjarig.
In 1936 trouwt Jonkman jr. Zijn vrouw komt uit de stad en kan slecht wennen aan het leven in de kleine ruimte aan boord en alle bijbehorende beperkingen. In 1937 wordt hun eerste kind geboren, bovengenoemde dochter Janny. Om de ruimte te vergroten maakt Jonkman zelf een afschotting in het ruim onder de roef. In het boeisel aan beiden zijden worden een drietal ramen / venstergaten en 1 patrijspoort aangebracht. Deze ruimte wordt gebruikt als .....? Dit had uiteraard consequenties voor het tonnage van het schip en niet voor niets wordt in de onderhandse koopakte vermeld dat kopers afstand doen van alle vorderingen wegens over- en ondermaat. Voor de turfvaart was het tonnage van minder belang, aangezien turf meer volume dan gewicht heeft. Om havengeld uit te sparen is het niet ongebruikelijk om het schip dan opnieuw te laten meten op een lager tonnage.
Jonkman jr. laat het schip in augustus 1935 meten door de scheepsmetingsdienst van het district Rotterdam. In meetbrief no. R 9672 N wordt het maximum laadvermogen vastgesteld op 122,699 ton. De onderkant van de laagst geplaatste venstergat is het vlak waar de grootste diepgang is toegelaten. Op de formulieren staat als naam van het schip Onderneming vermeld. In potlood staat ernaast geschreven De Tijd zal 't Leeren en deze naam zal later ook in de meetbrieven vermeld staan. Op de lijst van gereedschappen en scheepsbenodigdheden, behorende tot de uitrusting van het schip staan al geen zeilen en ankers meer vermeld. Aangenomen mag worden dat er niet meer met het schip gevaren werd. Vanwege zijn vrouw is Jonkman jr. gestopt met varen en koopman geworden. Het schip wordt waarschijnlijk als een soort overslagschip gebruikt. Dit gebruik is echter maar van korte duur.
1938 - 1939 familie van der Vliet
In 1938 verkoopt Wiebe Jonkman jr. het schip aan M(arinus) I(zaak) van der Vliet, koopman in aardappelen aan de Jonker Fransstraat 72 in Rotterdam voor een onbekend bedrag. Deze zal waarschijnlijk het schip ook als overslagschip gebruikt hebben, maar hiervan is niets bekend, noch waar het gelegen heeft.
1939 - 1942 NV. Exploitatie Mij 'Gordam', B. Molenaar
In 1939 wordt het schip aangekocht door de N.V. scheepsexploitatiemaatschappij 'Gordam', directeur de heer B(astiaan) Molenaar, voor een bedrag van fl 1600,-. De officiële acte hiervan wordt opgesteld op 11 september 1939. Er waren namelijk problemen ontstaan doordat vanaf de verkoop aan Wiebe Jonkman er wel feitelijke overdracht had plaatsgevonden, maar geen juridische. Dit moest achteraf allemaal nog rechtgezet worden met officiële verklaringen van alle partijen. Inmiddels had de heer Molenaar een ingrijpende verbouwing laten uitvoeren aan het schip. In de eerste plaats was het verlengd tot een lengte van 32,12 m. Mastdek, mastkoker en kistluik waren verwijderd en de luikenkap was doorgetrokken tot voor aan het schip. Onder de roef was een motor ingebouwd, een tweedehands 2 cilinder Kromhout semi Diesel motor no.5228 van 100 Pk, ten behoeve waarvan een zware fundatie en versterkingen van de spanten in de machinekamer waren aangebracht. De motor kwam uit een vissersschip. Voor het braadspil was een lier in de plaats gekomen, de helmstok van het roer vervangen door een engels stuurwerk, het roer was vervangen, de zogenaamde linnet verwijderd en de vensters in het boeisel weer dichtgemaakt. Ook was de den verhoogd. Bijzonder detail is dat er in het vlak watertunnels naast de achterscheg zijn aangebracht. Achtergrond hiervan zal zijn geweest dat bekend was van tjalken dat het water slecht bij de schroef kon komen t.g.v. de 'volle vormgeving' (dikke kont) van dit type schepen. De verbouwing is uitgevoerd bij de werf van Jonker & Stans in Hendrik Ido Ambacht. Alle verbindingen waren geklonken. Voor de financiering ervan heeft Molenaar een hypotheek op het schip genomen ter grootte van fl 6500,-. Uiteraard moest het schip opnieuw gemeten worden. In de nieuwe meetbrief, no. R 12170 N, werd de verplaatsing van het schip, onder de nieuwe naam Rival, vastgesteld op 207,127 m3. De omschrijving van de teboekstelling werd gewijzigd in: 'Motorschip met 1 laadruim, gedekt met houten luiken, zonder mast en mastdek, motorkamer voor de schippersroef'. Door deze verbouwing was een voor die tijd groot schip ontstaan, waarmee goed geld verdiend kon worden. De economie trok na de crisistijd begin dertiger jaren weer aan en de perspectieven waren hoopvol. Al snel brak echter de tweede wereldoorlog uit. De onzekerheid van het beschoten worden door engelse vliegtuigen leidde ertoe dat Molenaar het schip in 1942 verkocht en van de opbrengst een stuk grond kocht in de omgeving van Bodegraven. In 1987 heb ik zijn vrouw gesproken die op dat moment in Papendrecht woonde. Enkele maanden daarvoor was Molenaar overleden.
1942 - 1977 Gebroeders Rijks
Het schip werd gekocht door de broers B(oele) en K(ier) Rijks, beide schippers uit Groningen, voor een bedrag van fl. 13132,-. Terug naar het noorden van het land dus. Op 27 februari 1942 wordt de officiële overdrachtsakte getekend. Voor de aankoop sluiten zij een hypotheek af op het schip ter grootte van fl 12.500,-. E.e.a. gaat blijkbaar voorspoedig want op 20 december 1943 kan deze hypotheek alweer volledig afgelost worden.
Op sinterklaasavond van het jaar 1943 komt G(eert) Boswijk als knecht aan boord van het schip. Boswijk is getrouwd met een zus van de gebroeders Rijks. Hij is volledig onbekend met de binnenvaart, maar op deze wijze kan hij ontkomen aan de tewerkstelling in Duitsland. Zowel met de heer Boswijk als met de heer B. Rijks heb ik in 1987 een gesprek gehad. De heer Boswijk heeft aanvankelijk als knecht, maar vanaf 1946 als schipper samen met zijn vrouw op het schip gevaren tot 1966. De eerste jaren is het schip gebruikt voor allerhande ladingen door geheel Nederland en af en toe ook naar Belgie. In 1952 wordt het schip opnieuw verbouwd. Deze keer tot zand- en grindschip. Er wordt een mastdek, mast en een zelflosinstallatie geplaatst en voor het hijsen wordt een 1 cilinder Deutz dieselmotor van 10/12 Pk ge‹nstalleerd. In het ruim wordt een schuin schot geplaatst. De houten roef wordt vervangen door een stalen en ook wordt een stuurhut geplaatst zodat de schipper niet meer in weer en wind hoeft te staan. De omschrijving van de teboekstelling wordt als volgt gewijzigd: 'Motorschip met motorkamer, een laadruim, een roef, een stuurhuis, een mast, een dek, een los- en laadinstallatie met een 1 cylinder Deutz Dieselmotor van 10/12 Pk, voortbewogen door ......'
Aanvankelijk wordt grind gevaren vanuit Duitsland naar Groningen, waar de Gebr. Rijks inmiddels een Zand- en grindhandel hebben. Later wordt het schelpenzand halen in Delfzijl waar de firma een zuiger heeft liggen. Deze heeft slechts een capaciteit van 100 m3 zodat de zuiger 2 keer naar buiten moet alvorens de Rival geladen is. In 1966 gaat de vrouw van Boswijk aan de wal wonen. Er wordt een nieuwe motor ingebouwd, een Daf 575 van 100 Pk. Nog een jaar wordt verder gevaren met een knecht. Daarna wordt het schip nog slechts gebruikt als overslagschip. Langzaam maar zeker ziet Boswijk, die een baan als kraanmachinist gekregen heeft, het schip wegrotten. Het schip heeft daarna nog enkele jaren aan de het eind van Oosterhamrikkade gelegen, op de hoek met het Eemskanaal. De heer Rijks vertelde nog dat in die tijd het schip gekraakt is geweest door een Surinaams gezin. Om dat te voorkomen heeft hij de roef in brand gestoken, waarbij de betimmering volledig is uitgebrand. De heer Rijks had verder geen herinneringen aan het schip, voor hem is het slechts een werktuig geweest waarmee geld verdiend moest worden. Op aandrang van de havendienst verkoopt Rijks in 1977 het schip aan een scheepshandelaar dhr. Kuipers uit Onnen. In het kadaster wordt de teboekstelling onder no. 939 B Gron 1928 definitief doorgehaald.
1977 - 1983 Ben Wortelboer
Die weet het schip echter te verkopen voor een bedrag van ? aan een Groningse HTS-WTb student, Ben Wortelboer, die door zijn omgeving voor gek wordt verklaard om die oude bak te kopen. Het schip is niet meer dan een lege roestige bak waar vrijwel niets meer op of aan zit. De motor is uitgebouwd, roef uitgebrand, etc. etc. Het schip komt in de Noorderhaven te liggen en Ben begint met het verwijderen van al het afval wat in de loop van de jaren in het ruim, waar de luikenkap van ontbreekt, terecht is gekomen. De roef wordt weer bewoonbaar gemaakt en Ben gaat aan boord wonen. Enkele jaren daarna wordt het schip naar Urk gesleept waar het op de werf van Metz weer ingekort zal worden. Tijdens de afwezigheid van Ben, i.v.m. slijpsel in z'n ogen, wordt het schip op de verkeerde lengte ingekort. I.p.v. 24,71 mtr zal het schip voortaan met een lengte van 25,87 door het leven gaan. De wijze waarop de twee helften aan elkaar worden gelast levert een lichte kattenrug op in het vlak van het schip. Ben legt opnieuw een luikenkap op het schip en brengt weer een mastdek aan over het voorschip. Tijdens zijn stage bij het gemeentelijk vervoersbedrijf weet Ben een oude liggende Leyland busmotor op de kop te tikken. Deze wordt op de proefstand volledig nagekeken en met proefstand en al in de machinekamer van het schip los neergelegd. Voor het opknappen van zo'n schip is een combinatie van tijd en geld nodig. Vooral het laatste laat bij Ben te wensen over en begin 1983 plaatst hij in een advertentie in de Schuttevaer het schip te koop aan.
1983 - heden Joop Hylkema
Het schip wordt voor een bedrag van fl 32.500,- door mij aangekocht en op 29 juni wordt de overdrachtsakte getekend, onder voorwaarde dat het vlak en de kimmen minimaal 4 mm dik zijn. Op de helling van Wemmers in Hendrik Ido Ambacht blijkt in augustus het vlak op een aantal plaatsen nog te wensen over te laten en wordt op kosten van de verkoper nog diverse reparaties uitgevoerd. Later blijkt het vlak toch veel slechter te zijn en wordt uiteindelijk het geheel vervangen. Op dat moment staat in de meetbrief als oudste naam van het schip De Tijd zal 't Leeren vermeld en ik besluit om het schip opnieuw die naam te geven.
Op 1 oktober ben ik officieel aan boord gaan wonen. Hiervoor kreeg ik in principe ligplaats in de Wolwevershaven in Dordrecht. De officiële vergunning voor een ligplaats liet nog een jaar of 5 op zich wachten. In december 1983 heb ik het schip opnieuw laten meten. Dit was na de inkorting nog niet gebeurd. De nieuwe afmetingen van het schip bedragen: lengte 25,87, breedte 5,03 mtr, holte 2,02 mtr en tonnage 128,695 ton.
De eerste jaren worden allerhande kleinere klussen aan het schip uitgevoerd. Het engelse stuurwerk wordt vervangen, er komt een andere ankerlier op te staan, er wordt een maststrijklier aangeschaft, in het vooronder wordt een generator (5 kvA, 220V) geplaatst, er worden grote watertanks geplaatst met een totale inhoud van 4500 lt., de ankerkettingbak wordt vervangen, etc. etc. Op 8 juni 1988 is het zover dat de eerder genoemde Leyland motor geheel is ingebouwd en er succesvol, op kleine problemen met de koeling na, een proefvaart kan worden gemaakt.
Kort daarna wordt naar de helling van Van Vliet in Hendrik Ido Ambacht gevaren. Daar blijkt dat flinke delen van het vlak gedubbeld moeten worden. Ook moeten er reparaties verricht worden aan de watertunnels naast de scheg in het achterschip. Tijdens die reparaties raakt de betimmering van het achteronder in brand. Een groot deel van het achteronder brandt uit en privébezittingen gaan verloren. Dat is het moment geweest dat ik ernstig getwijfeld hebben om wel of niet door te gaan met het schip. Het besluit is in het voordeel van het schip uitgevallen, met dien verstande dat besloten is om dan wel vaart te gaan zetten achter de verbouwing en dus grote delen van het werk door derden te gaan laten doen. Daarbij is van achteren naar voren gewerkt. Begonnen werd met het herstellen van ijzerwerk in het achteronder en aan het achterschip, zoals reparaties aan de scheg, vervangen van de bolders en de koekoek op het achteronder. De boeisels, die in de loop van de geschiedenis van het schip verlaagd waren, waarschijnlijk omdat de bovenste rand onder het potdeksel eraf gerot was, werden aan beide zijden weer in ere hersteld. Hierdoor kon ook de storende knik, ontstaan t.g.v. de inkorting, eruit gehaald worden. Over het ruim werden tussendekjes aangebracht en de den werd op de juiste hoogte teruggebracht met een dubbelplaat aan de bovenzijde.
Februari 1989 werd op eigen kracht naar de helling in de Oude Haven in Rotterdam gevaren, waar het vlak vanaf het machinekamerschot tot aan het mastdekschot (een lengte van 12 mtr) volledig vervangen werd door een 8 mm dik enkel vlak. Bij het slopen bleek op sommige plaatsen het vlak wel uit 4 of 5 lagen te bestaan. Ondertussen was een timmerman begonnen met het intimmeren van het achteronder, gevolgd door de roef. In het voorjaar van 1990 wordt de mastkoker en de wandputtingen etc. opnieuw aangebracht. Tevens wordt de vloer in het ruim gelegd, nadat het vlak dik ingesmeerd is met vet en is uitgelijnd. Het hout voor deze vloer komt van de zoldervloer van de timmerloods van de werf van IHC Smit in Kinderdijk en is al zeker 150 jaar oud. Er kan met de betimmering van de zijden van het ruim begonnen worden.
Met Hemelvaart 1990 ben ik, inmiddels samen met Eline van der Giessen, aan boord gaan wonen, voorlopig nog in de roef, die ingericht is als woonkeuken, en het achteronder. Voor het eerst gaan we gezamenlijk met een grote groep schepen uit de Wolwevershaven een lang weekend naar de Biesbosch. Dit zal de eerste van vele keren worden. In het najaar van dat jaar wordt de keerkoppeling van de hoofdmotor vervangen en tegelijkertijd een CV-installatie in de machinekamer ingebouwd. De oude watertank in de machinekamer wordt verwijderd. In April 1991 gaan we opnieuw naar de helling in Rotterdam, deze keer alleen 'knippen en scheren'. Aan de buitenkant raakt het schip langzaam maar zeker weer in de verf.
In juli doet ons schip tijdens de renie van de landelijke vereniging van het zeilend bedrijfsvaartuig welke dat jaar in Dordrecht wordt gehouden, mee in de langste sleep ter wereld. Als een na laatste van 17 schepen hangen we achter de stoomsleepboot Gebr. Bever.
De werkzaamheden in het ruim gaan door en met kerst is het zover dat we ook in het ruim kunnen gaan wonen. De roef en het achteronder zijn inmiddels voorzien van nieuwe teakhouten koekoeks en de roef heeft nieuwe deuren gekregen. In 1992 gebeurt er niet zoveel aan het schip. In Februari 1993 gaan we opnieuw naar Rotterdam, o.a. voor een hellingbeurt. In Rotterdam worden de voorbolders vervangen, nieuwe tussenboldertjes aangebracht. Ook wordt opnieuw een kistluik op de juiste grootte in het voordek aangebracht, wordt de generator vervangen door een 12,5 kvA 380V generator en wordt op de helling eveneens het vlak van het voorste deel van het schip vervangen (ca. 8 mtr). Inmiddels blijken we in verwachting te zijn van onze eerste kind, zodat er ook een kinderkamer moet komen en een badkamer. Deze zijn gereed na de zomer en op 10 oktober wordt onze zoon Bouke geboren.
In 1994 worden de houten luiken vervangen. In april 1995 wordt op de helling de kop uitgedeukt en worden de kabbellatten, t.b.v. de zwaarden, onder water aangebracht. De zomer wordt gebruikt om het verfwerk weer eens goed bij te werken en in het najaar wordt de laatste grote ijzerwerkklus uitgevoerd, n.l. het vervangen van de berghouten aan het voorschip. Tijdens die klus blijkt dat de voorscheg boven water beter ook volledig vervangen kan worden, wat gebeurd is. Verder wordt de ankerlier voorzien van een elektromotor en wordt het vooronder volledig ingericht als bergruimte, omdat ook het laatste stukje van het ruim langzamerhand ingetimmerd moet gaan worden. De gehele elektrische installatie aan boord ondergaat een grote revisie en wordt aangelegd zoals het hoort.
In de zomer van 1996 wordt het voorste deel van het ruim ingetimmerd als slaapkamer voor de kinderen.
Na de geboorte van onze tweede zoon, Fokke, in oktober 1996 besluiten we om het schip z'n eerste naam terug te geven, n.l. "Twee Gebroeders".
In 1996 besluiten we definitief dat we het schip toch onder zeil willen gaan brengen. De bedoeling is om het schip in 1998, ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan weer onder zeil te hebben en in ieder geval op de renie in Gorinchem met de mast omhoog aanwezig te zijn.
In het najaar van 1996 kunnen we via via de zwaarden van de Jacob van Berlijn overnemen. Deze zijn weliswaar al ca. 17 jaar oud maar het hout (merbau) is nog in redelijke staat. In de zomer van 1997 worden de zwaarden aan een grote onderhoudsbeurt onderworpen en wordt al het ijzerwerk ervan vervangen. In het najaar en de winter van 1997 vinden veel activiteiten plaats. De maststrijklier wordt volledig overhaald, d.w.z. nieuwe assen, lagers en extra rembanden, en tevens wordt er een elektromotor aangebouwd. Bij de fa. Rek en Horsman wordt een nieuwe 4-rols zeillier gemaakt.
Op een advertentie waarin ik vraag naar een volledig tweedehands tuig wordt gereageerd door de schipper van de chartertjalk Anna Cornelia. Nadat dit schip gezonken is geweest is het volledig tuig gewijzigd en ligt het oude tuig te koop. Dat wil zeggen mast, giek, gaffel, kluiverboom, grootzeil, fok, kluiver en verstagingen. Weliswaar is het tuig eigenlijk te klein, maar om mee te beginnen kan het er best mee door. Helaas blijkt de mast toch in het midden een hele slechte plek te hebben, zodat deze in 2 stukken gezaagd wordt. Derhalve op zoek naar een nieuwe mast, waar ik uiteindelijk weer via via bij Dekker in Monnickendam aan gekomen ben. Na het transport naar Rotterdam wordt de boom tot mast gemaakt. Het mastbeslag blijkt dan niet meer te passen, zodat dit ook volledig nieuw gemaakt moet worden.
Tijdens de hellingbeurt in april 1998, wederom in de oude haven in Rotterdam, wordt het roer gefatsoeneerd en langer gemaakt. Dit wil zeggen dat het stalen roer ca. 10 cm boven de waterlijn wordt dichtgemaakt en dat boven de waterlijn van banquirai een opbouw wordt gemaakt.
Inmiddels zijn er nieuwe bokkepoten gemaakt van oregon, is er een nieuwe overloop aangebracht, blokken gemaakt en gekocht, zeillier op zþn plek gemonteerd, etc. etc. Op het achterdek zijn een tweetal tweedehands zwaardlieren geplaatst. De mast gaat uiteindelijk op 26 juni 1998 voor de eerste keer overeind om de staaldraden in te meten. De vrijdagmiddag voor de renie zijn ook alle staaldraden aanwezig en aangebracht en na aankomst op de renie in Gorinchem gaat allereerst de mast omhoog. De volgende dag wordt voor de vorm zelfs de fok gehesen. Op zaterdag 22 augustus, tijdens onze vakantie, wordt van Hellevoetsluis naar Middelharnis op de fok gezeild. Na 60 - 65 jaar wordt weer met het schip gezeild. Tot slot: Nog steeds is niet bekend op welke werf en wanneer het schip gebouwd is. Het schip heeft een sterke gelijkenis met een tweetal schepen die op de werf van J. & W. Boerma in Martenshoek gebouwd zijn, namelijk de "Eems" van W. Mendelts en de "Spea Mea", voorheen van de heer Krook. In latere stukken staat als bouwjaar vermeld 1898. Ik vermoed dat hiermee verwezen wordt naar de eigendomsverklaring uit 1898. Dat stuk geeft echter niet aan dat het schip ook in dat jaar en op naam van H. Touwslager gebouwd is. Mocht iemand hierover nog iets weten dan ben ik bijzonder ge‹nteresseerd.
Joop Hylkema, eigenaar van Twee Gebroeders, september 1998.